Het is een uur in de middag. Ik zit in een vliegtuig, onderweg naar Marokko.
Het is herfstvakantie, maar ik had geen plannen om op reis te gaan. Sterker nog, ik zat middenin andere plannen. Maar terwijl ik rustig lag te slapen gebeurd er iets..
Het was zeven uur ’s ochtends, we lagen nog te slapen, toen de telefoon van mijn man ging. Nog voor hij opnam wist ik al direct dat er iets aan de hand was. Zijn moeder belde, ‘je vader wordt niet meer wakker’ zei ze. ‘Hij slaapt maar hij reageerde niet meer’. Ze klonk rustig, alsof ze zich voorbereidde op wat er nog moest komen. De dokter werd gebeld en de imam was al ter plaatse.
De schrik van het nieuws maakte ons klaar wakker. We gingen naar beneden en ik maakte koffie. ‘Ga naar Marokko’, zei ik ‘niet nadenken gewoon gaan’. Het was vakantie dus het kon prima. Onze eigen plannen kon ik zelf wel afmaken. We hadden heel de woonkamer aan de kant gezet om te verven. De eetkamer was de vorige dag al gedaan. Voor wie al eens geverfd heeft zal zich daar iets bij kunnen voorstellen. Maar daarbovenop was het hele huis een puinhoop, overal rondslingerende spullen. Was die opgeruimd moest worden, een volle vaatwasser en meer.
We zochten vliegtickets. Hij kon vandaag vertrekken. Om 13 uur, ik zou hem naar het vliegveld brengen. Die puinhoop was een zorg voor later.
Rond negen uur ging nogmaals de telefoon. Zijn broertje belde deze keer. Hij woont al jaren met zijn ouders in Marokko. Ik hoor hem de woorden zeggen. De woorden die de tijd doen stilstaan. De woorden die je zo zwaar zijn om te horen dat je door je knieën zakt.. Die woorden die elke moslim zal horen wanneer een andere moslim komt te overlijden. “Inna lilahi wa inna ilayhi raji3oen” – Tot Allah behoren wij en naar Hem keren wij terug.
Hij was er niet meer… Mijn lieve schoonvader was vertrokken naar onze Heer. Mijn man belde zijn broer en zussen. Troostende woorden en smeekbeden werden uitgewisseld.. Sereniteit en rust kwam er uit onze monden. Maar tegelijkertijd voelde ik hoe mijn lichaam trilde. Op automatische piloot pakte ik zijn tas in. Hij ging afscheid nemen van zijn vader.. De telefoon bleef gaan en ook de berichtjes bleven binnen komen. Ik las niet alles, geen tijd, het vliegtuig vertrok om 13 uur. Broeken, truien, sokken. Tot mijn zus een bericht stuurde: Ga mee met je man en laat je kinderen bij mij. Schreef ze.
Ik schrok.. ik kan niet.. de kinderen, de puinhoop, geen tijd.. ik kan toch niet halsoverkop vertrekken?! Maar ook, mijn God wat hield ik van die man en hoe graag wilde ik mijn schoonmoeder zien en troosten, er zijn voor mijn man.. Ik belde mijn zus. ‘Wat moet ik doen, ik kan toch niet zomaar vertrekken?’ ‘Gaaa’ zei ze. Niet nadenken.
Ik brak.. ik huilde.. maar ik huilde niet om mijn schoonvader, hij had heel zijn leven aan zijn Heer gewijd. Ik huilde om mezelf. Op een dag zou ik aan de beurt zijn. Ik zou moeten vertrekken, omdat de engel des doods bij mij zou komen om mij mee te nemen. Ik zou niks kunnen voorbereiden. Ik zou niet terug kunnen komen, het zou niet voor een paar dagen zijn. Welke ‘rommel’ zou ik achter mij laten, wat zou er onafgemaakt achter blijven? De vergelijking van de reis, die ik nu onvoorbereid moest maken, met de reis naar het hiernamaals was als een stomp in mijn maag. Als verdoofd pakte mijn tas in. Kuste mijn kinderen en vertrok naar het vliegveld. Denken aan mijn Heer en smekend: “Allahumma inni as’aluka Husna Al Khatima”. (O Allah! Ik vraag u om een goed einde).